Taalgids Esperanto

internationale hulptaal ontworpen door Ludwik Lejzer Zamenhof
Onderwerpen > Taalgidsen > Taalgids Esperanto
Kaart van gastadressen van Pasporta Servo in 2015

De beroemde kunsttaal Esperanto verscheen voor het eerst in Russisch Polen in 1887, als het resultaat van een Poolse Joodse oogarts en taalkundige, Dr. Ludwik Lejzer Zamenhof. Dr. Zamenhof hoopte dat de wereldwijde invoering van een neutrale internationale taal etnische spanningen zouden verlichten en mensen van uiteenlopende achtergronden in staat zouden stellen om met elkaar te communiceren. De naam van de taal betekent "iemand die hoopt" oftewel een "hoper". Esperanto hoort niet officieel bij een bepaald land of etnische groep, men kan dus Esperantosprekers vinden in meer dan 100 landen over de hele wereld. Pasporta Servo, een gastvrijheidsnetwerk voor Esperantosprekers, heeft meer dan 1.300 adressen in bijna 90 verschillende landen.

Sprekers zijn het talrijkst in Europa en Oost-Azië, met name in de steden. Esperanto komt vooral voor in Europa (in de noordelijke en centrale landen), in Azië (in China, Korea, Japan en Iran), in Amerika (in Brazilië, Argentinië en Mexico) en in Afrika (in Togo).

Grammatica

bewerken

De grammatica van het Esperanto is zowel zeer eenvoudig als zeer regelmatig. Er is slechts een bepaald lidwoord: la (de, het). Er is geen onbepaald lidwoord, in tegenstelling tot het Nederlands (een). De wortels van het woord veranderen niet. Het achtervoegsel voor alle zelfstandige naamwoorden is -o, voor alle bijvoeglijke naamwoorden is het -a en de meervoudsvorm wordt gevormd door respectievelijk -oj en -aj. Het lijdend voorwerp wordt gevormd door respectievelijk -on, -an, -ojn en -ajn. Het achtervoegsel voor bijwoorden is -e. Bijvoorbeeld: intereso(j) = interesse(s), interesa(j) = interessant(e), interese = interessant (zijnde).

De persoonlijke voornaamwoorden zijn: mi (ik), vi (u, jij, jullie), li (hij), ŝi (zij), ĝi (hij, zij, het voor levende wezens van onbepaald geslacht en dingen), ni (wij), ili (zij), oni (men). Voeg -n toe aan het persoonlijk voornaamwoord voor het vormen van het lijdend voorwerp (min = mij) en voeg -a toe aan het persoonlijk voornaamwoord voor het vormen van het bezittelijk voornaamwoord (mia = mijn).

Er zijn twaalf werkwoordsuitgangen in totaal. Drie zijn er voor de aantonende wijs: -as (tegenwoordige tijd), -is (verleden tijd) en -os (toekomende tijd). Drie zijn er voor de wijzen: -i (onbepaalde wijs), -us (voorwaardelijke wijs) en -u (gebiedende wijs). Drie zijn voor de actieve deelwoorden: -ant- (tegenwoordige tijd), -int- (verleden tijd) en -ont- (toekomende tijd). En tot slot zijn er nog drie voor de passieve deelwoorden: -at- (tegenwoordige tijd), -it- (verleden tijd) en -ot- (toekomende tijd).

De voor- en achtervoegsels zijn regelmatig, zoals in veel agglutinerende en isolerende talen voornamelijk gesproken in Azië, dit vereenvoudigt sterk de woordenschat. Het voorvoegsel mal- drukt het omgekeerde idee uit, -et- verkleint het woord, -eg- vergroot het woord, -ar- drukt een verzameling uit. De wortels zijn voornamelijk afkomstig uit Romaanse talen en met enkele woorden uit Germaanse talen. Meer dan 95 % van de wortels zijn herkenbaar voor iemand die een Romaanse of Germaanse taal spreekt.

Uitspraak

bewerken

Esperanto gebruikt achtentwintig letters van het Latijnse alfabet. De spelling is fonetisch, elk geluid heeft maar een letter en elke letter staat maar voor een geluid, zonder uitzonderingen. De letters Q, W, X en Y worden niet gebruikt. Vijf letters hebben een accent circonflexe (ĉ ĝ ĥ ĵ ŝ) en een letter heeft een breve (ŭ). Esperantosprekers schrijven deze letters in situaties waarin de speciale tekens niet geschreven kunnen worden (bijvoorbeeld in niet-opgemaakte e-mails, waarin alleen standaard ASCII-tekens gebruikt kunnen worden) of door het plaatsen van een "x" na de letter; het plaatsen van een "h" na de letter (dit is de methode bedacht door de maker van het Esperanto, Dr. Zamenhof) of door het plaatsen van het accent circonflexe zelf (^) na de letter. Op het internet gebruiken de meeste Esperantosprekers de "x"-methode, zodat ĉ ĝ ĥ ĵ ŝ ŭ geschreven worden als cx gx hx jx sx ux.

Woorden worden altijd uitgesproken met de klemtoon op de voorlaatste (een-na-laatste) lettergreep.

Klinkers

bewerken
a
als in dan
e
als in echt
i
als in lied
o
als in dood
u
als in hoed

Halfklinkers

bewerken
ŭ
tussen oe en w
j
als in joker of als in mooi

Medeklinkers

bewerken
b
als in beter
c
als in toets
ĉ
als Tsjaad
d
als in door
f
als in fee
g
als in het Engelse game
ĝ
als in het Engelse jeep
h
als in horen
ĥ
als in chroom
ĵ
als in journaal
k
als in kopen
l
als in loten
m
als in maan
n
als in nieten
p
als in spin
r
als in rood
s
als in saai
ŝ
als in sjaal
t
als in stop
v
als in van
z
als in zooi

Tweeklanken

bewerken
als in auw
als in eeuw
oj
als in mooi
aj
als in mayonaise
ej
als in deodorant
uj
als in oei

Woordenboek

bewerken

Modern Esperanto maakt geen verschil tussen formele en informele voornaamwoorden, in tegenstelling tot de Nederlandse voornaamwoorden "u" en "jij". Er is slechts één vorm voor de tweede persoon, voor zowel enkelvoud als meervoud, in tegenstelling tot het Nederlands. De voornaamwoorden "u", "jij" en "jullie" vertalen alle drie als "vi" (vie).

Basiswoorden

bewerken

Gebruikelijke uitdrukkingen


OPEN
Malfermita (mal-fer-MIE-ta)
GESLOTEN
Fermita (fer-MIE-ta)
INGANG
Enirejo (e-nie-RE-jo)
UITGANG
Elirejo (e-lie-RE-jo)
DUWEN
Puŝu (POE-sjoe)
TREKKEN
Eltiru (el-TIE-roe)
WC
Necesejo (ne-tse-SE-jo)
HEREN, MANNEN
Viroj (VIE-roj)
DAMES, VROUWEN
Virinoj (vie-RI-noj)
VERBODEN
Malpermesita (mal-per-me-SIE-ta)
Goedendag. (formeel)
Bonan tagon. (BO-nan TA-gon)
Hallo. (informeel)
Saluton. (sa-LOE-ton)
Hoe gaat het?
Kiel vi fartas? (KIE-el vie FAR-tas?)
Goed, dank u.
Bone, dankon. (BO-ne DAN-kon)
Hoe heet u?
Kiel vi nomiĝas? (KIE-el vie no-MIE-dzjas?)
Ik heet _____.
Mi nomiĝas _____. (mie no-MIE-dzjas)
Aangenaam kennis te maken.
Estas plezuro renkonti vin. (ES-tas ple-ZOE-ro ren-KON-tie vien)
Alstublieft.
Bonvolu. (bon-VO-loe)
Dank u wel.
Dankon. (DAN-kon)
Graag gedaan.
Nedankinde. (ne-dan-KIEN-de)
Ja.
Jes. (jes)
Nee.
Ne. (ne)
Excuseer.
Pardonu min. (par-DO-noe mien)
Het spijt me.
Mi bedaŭras. ( )
Tot ziens.
Ĝis revido. (dzjies re-VIE-do)
I spreek geen _____.
Mi ne parolas _____. (mie ne pa-RO-las)
Spreekt u Nederlands?
Ĉu vi parolas la nederlandan? (tsjoe vie pa-RO-las la ne-der-LAN-dan?)
Spreekt hier iemand Nederlands?
Ĉu estas iu ĉi tie, kiu parolas la nederlandan? (tsjoe ES-tas IE-oe tsjie TIE-e KIE-oe pa-RO-las la ne-der-LAN-dan?)
Help!
Helpon! (HEL-pon!)
Goeiemorgen.
Bonan matenon. (BO-nan ma-TE-non)
Goeienavond.
Bonan vesperon. (BO-nan ves-PE-ron)
Welterusten.
Bonan nokton. (BO-nan NOK-ton)
Ik begrijp het niet.
Mi ne komprenas. (mie ne kom-PRE-nas)
Waar is de wc?
Kie estas la necesejo? (KIE-e ES-tas la ne-tse-SE-jo?)

Bij problemen

bewerken
Laat me met rust.
Lasu min. (LA-soe mien)
Raak me niet aan!
Ne tuŝu min! (ne TOE-sjoe mien!)
Ik bel de politie.
Mi telefonos la policejon. (mie te-le-FO-nos la po-lie-TSE-jon)
Politie!
Policon! (po-LIE-tson!)
Stop! Dief!
Haltu! Ŝtelisto! (HAL-toe! sjte-LIE-sto!)
Ik heb uw hulp nodig.
Mi bezonas vian helpon. (mie be-ZO-nas VIE-an HEL-pon)
Het is een noodgeval.
Estas krizo. (ES-tas KRIE-zo)
Ik ben verdwaald.
Mi perdiĝas. (mie per-DIE-dzjas)
Ik ben mijn tas kwijt.
. ( )
Ik ben mijn portemonnee kwijt.
. ( )
Ik ben ziek.
Mi malsanas. (mie mal-SA-nas)
Ik ben gewond.
Mi vundiĝis. (mie voen-DIE-dzjies)
Ik heb een dokter nodig.
Mi bezonas kuraciston. (mie be-ZO-nas koe-ra-TSIE-ston)
Mag ik uw telefoon gebruiken?
Ĉu mi rajtas uzi vian telefonon? (tsjoe mie RAJ-tas OE-zie VIE-an te-le-FO-non?)

Cijfers

bewerken
1
unu (OE-noe)
2
du (doe)
3
tri (trie)
4
kvar (kvar)
5
kvin (kvien)
6
ses (ses)
7
sep (sep)
8
ok (ok)
9
naŭ ( )
10
dek (dek)
11
dek unu (dek OE-noe)
12
dek du (dek doe)
13
dek tri (dek trie)
14
dek kvar (dek kvar)
15
dek kvin (dek kvien)
16
dek ses (dek ses)
17
dek sep (dek sep)
18
dek ok (dek ok)
19
dek naŭ ( )
20
dudek (DOE-dek)
21
dudek unu (DOE-dek OE-noe)
22
dudek du (DOE-dek doe)
23
dudek tri (DOE-dek trie)
30
tridek (TRIE-dek)
40
kvardek (KVAR-dek)
50
kvindek (KVIEN-dek)
60
sesdek (SES-dek)
70
sepdek (SEP-dek)
80
okdek (OK-dek)
90
naŭdek ( )
100
cent (tsent)
200
ducent (DOE-tsent)
300
tricent (TRIE-tsent)
1000
mil (miel)
2000
du mil (doe miel)
1.000.000
miliono (mie-lie-O-no)
1.000.000.000
miliardo (mie-lie-AR-do)
1.000.000.000,000
duiliono ( )
nummer _____ (trein, bus, enz.)
( )
half
duono ( )
minder
malpli (MAL-plie)
meer
pli (plie)
nu
nun (noen)
later
poste (POS-te)
voor
antaŭe ( )
ochtend
mateno (ma-TE-no)
middag
posttagmezo ( )
avond
vespero (ves-PE-ro)
nacht
nokto (NOK-to)
Eén uur 's ochtends
( )
Twee uur 's ochtends
( )
Twaalf uur 's middags
(
Eén uur 's middags
( )
Twee uur 's middags
( )
Twaalf uur 's nachts
( )
_____ minu(u)te(n)
_____ minuto(j) (mie-NOE-to(j))
_____ u(u)r(en)
_____ horo(j) (HO-ro(j))
_____ dag(en)
_____ tago(j) (TA-go(j))
_____ we(e)k(en)
_____ semajno(j) (se-MAJ-no(j))
_____ maand(en)
_____ monato(j) (mo-NA-to(j))
_____ ja(a)r(en)
_____ jaro(j) (JA-ro(j))
vandaag
hodiaŭ ( )
gisteren
hieraŭ ( )
morgen
morgaŭ ( )
deze week
( )
vorige week
( )
volgende week
( )
maandag
lundo (LOEN-do)
dinsdag
mardo (MAR-do)
woensdag
merkredo (mer-KRE-do)
donderdag
ĵaŭdo ( )
vrijdag
vendredo (ven-DRE-do)
zaterdag
sabato (sa-BA-to)
zondag
dimanĉo (die-MAN-tsjo)
Maanden
bewerken
januari
januaro (ja-noe-AR-o)
februari
februaro (fe-broe-AR-o)
maart
marto (MAR-to)
april
aprilo (a-PRIEL-o)
mei
majo (MA-jo)
juni
junio (joe-NIE-o)
juli
julio (joe-LIE-o)
augustus
aŭgusto ( )
september
septembro (sep-TEM-bro)
oktober
oktobro (ok-TO-bro)
november
novembro (no-VEM-bro)
december
decembro (de-TSEM-bro)

Kleuren

bewerken
zwart
nigra (NIE-gra)
wit
blanka (BLAN-ka)
grijs
griza (GRIE-za)
rood
ruĝa (ROE-dzja)
blauw
blua (BLOE-a)
geel
flava (FLA-va)
groen
verda (VER-da)
oranje
( )
paars
( )
bruin
bruna (BROE-na)

Vervoer

bewerken

Trein en bus

bewerken
Hoeveel kost een kaartje naar _____?
Kiom kostas bileto al _____? ( )
Een kaartje naar _____, alstublieft.
. ( )
Waar gaat deze trein/bus naartoe?
Kien ĉi tiu trajno/buso iras? ( )
Waar is de trein/bus naar _____?
Kie estas la trajno/buso al _____? ( )
Stopt deze trein/bus in _____?
Ĉu ĉi tiu trajno/buso en _____? ( )
Wanneer vertrekt de trein/bus naar _____ ?
Kiam la trajno/buso ekiros al _____? ( )
Wanneer komt de trein/bus aan in _____?
Kiam la trajno/buso alvenos en _____? ( )

Richtingen

bewerken
Hoe kom ik in _____?
Kiel mi povas atingi _____? ( )
...het station?
 ? ( )
...de bushalte?
 ? ( )
...de luchthaven?
...la flughavenon? ( )
...het stadscentrum?
...la urbocentron? ( )
...de jeugdherberg?
...la junularan gastejon? ( )
...het _____ hotel?
... la hotelon _____? ( )
...het Nederlands/Belgisch/Surinaams consulaat?
la nederlandan/belgan/surinaman konsulejon? (la ne-der-LAN-dan/BEL-gan/soe-rie-NA-man kon-soe-LE-jon?)
Waar zijn er veel...
Kie estas multaj... (KIE-e ES-tas moel-taj)
...hotels?
...hoteloj? (ho-TE-loj?)
...restaurants?
...restoracioj? (re-sto-ra-TSIE-oj?)
...cafés?
 ? ( )
...bezienswaardigheden?
 ? ( )
Kunt u het op de kaart aanduiden?
 ? ( )
straat
strato ( )
Links afslaan.
. ( )
Rechts afslaan.
. ( )
links
maldekstra ( )
rechts
dekstra ( )
rechtdoor
( )
richting de _____
( )
voorbij de _____
( )
voor de _____
( )
Let op de/het _____.
. ( )
kruispunt
( )
noord
nordo (NOR-do)
zuid
sudo (SOE-do)
oost
oriento (o-rie-EN-to)
west
okcidento (ok-tsie-DEN-to)
bergop
( )
bergaf
( )
Taxi!
Taksio! (tak-SIE-o!)
Breng me naar _____, alstublieft.
. ( )
Hoeveel kost het om naar _____ te rijden?
 ? ( )
Breng me daarheen, alstublieft.
. ( )
Heeft u nog kamers beschikbaar?
 ? ( )
Hoeveel kost een kamer voor één persoon/twee personen?
Kiom kostas ĉambro por unu persono/du personoj? ( )
Beschikt de kamer over...
Ĉu la ĉambro havas... ( )
...lakens?
...littukojn? ( )
...een WC?
...necesejon? ( )
...een badkamer?
...banejon? ( )
...een telefoon?
...telefonon? ( )
...een televisie?
...televidilon? ( )
Mag ik de kamer eerst even zien?
 ? ( )
Heeft u niets rustiger?
 ? ( )
...groter?
 ? ( )
...schoner?
 ? ( )
...goedkoper?
 ? ( )
Oké, ik neem het.
. ( )
Ik blijf _____ nacht(en).
. ( )
Kunt u mij een ander hotel aanbevelen?
 ? ( )
Heeft u een kluis? (voor waardevolle bezittingen)
 ? ( )
...kluisjes? (voor kleding)
 ? ( )
Is het ontbijt/avondeten inbegrepen?
 ? ( )
Hoe laat is het ontbijt/avondeten?
 ? ( )
Wilt u mijn kamer schoonmaken?
 ? ( )
Kunt u me wakker maken om _____ uur?
 ? ( )
Ik wil uitchecken.
. ( )
Kan ik met Amerikaanse dollars betalen?
( )
Kan ik met Britse ponden betalen?
( )
Kan ik met euro's betalen?
( )
Kan ik met een credit card betalen?
 ? ( )
Kunt u geld voor me wisselen?
 ? ( )
Waar kan ik geld wisselen?
 ? ( )
Kan ik hier traveler's cheques inwisselen?
 ? ( )
Waar kan ik traveler's cheques inwisselen?
( )
Wat is de wisselkoers?
 ? ( )
Waar is er een geldautomaat?
 ? ( )
Een tafel voor één persoon/twee personen, alstublieft.
. ( )
Mag ik de menukaart even zien?
. ( )
Mag ik een kijkje nemen in de keuken?
. ( )
Is er een specialiteit van het huis?
 ? ( )
Is er een streekgerecht?
 ? ( )
Ik ben vegetariër.
Mi estas vegetarano. ( )
Ik eet geen varkensvlees.
. ( )
Ik eet geen rundvlees.
. ( )
Ik eet alleen koosjer.
. ( )
Kunt u dat met minder olie/boter/vet maken, alstublieft?
 ? ( )
vast menu
( )
à la carte
( )
ontbijt
( )
lunch
( )
afternoontea (maaltijd)
( )
avondeten
( )
Ik wil graag _____.
. ( )
Ik wil graag een gerecht met _____.
( )
kip
( )
rundsvlees
( )
vis
( )
ham
( )
worst
( )
kaas
( )
eieren
( )
salade
( )
(verse) groenten
( )
(vers) fruit
( )
brood
( )
geroosterd brood
( )
noedels
( )
rijst
( )
bonen
( )
Mag ik een glas _____?
 ? ( )
Mag ik een kopje _____?
 ? ( )
Mag ik een fles _____?
 ? ( )
koffie
( )
thee
( )
sap
( )
koolzuurhoudend water
( )
mineraalwater
( )
bier
( )
rode/witte wijn
( )
Mag ik wat _____?
 ? ( )
zout
( )
zwarte peper
( )
boter
( )
Ober!
 ! ( )
Ik ben klaar.
. ( )
Het was heerlijk.
. ( )
Kunt u de borden afruimen?
 ? ( )
De rekening, alstublieft.
. ( )

Uitgaan

bewerken
Serveert u alcohol?
Ĉu vi servas alkoholon? ( )
Is er bediening aan tafel?
 ? ( )
Een biertje/twee biertjes, alstublieft.
. ( )
Een glas rode/witte wijn, alstublieft.
. ( )
Een vaasje, alstublieft
. ( )
Een fles, alstublieft.
. ( )
_____ (sterke drank) met _____ (toegevoegde drank), alstublieft.
. ( )
whisky
viskio (vies-KIE-o)
wodka
vodko (VOD-ko)
rum
rumo (ROE-mo)
water
akvo (AK-vo)
sodawater
sodakvo ( )
tonic
tonikakvo ( )
sinaasappelsap
oranĝsuko ( )
cola
kolao (ko-LA-o)
Heeft u versnaperingen/snacks/hapjes?
 ? ( )
Nog eentje, alstublieft.
. ( )
Nog een rondje, alstublieft.
. ( )
Wanneer gaat u dicht?
 ? ( )
Proost!
Je via sano! ! ( )

Winkelen

bewerken
Heeft u dit in mijn maat?
Ĉu vi havas ĉi tiun en mia grandeco? ( )
Hoeveel kost dat?
Kiom kostas ĉi tio? ( )
Dat is te duur.
Tio estas tro multekosta. ( )
Wilt u het voor _____ verkopen?
 ? ( )
duur
multekosta (moel-te-KOS-ta)
goedkoop
malmultekosta (mal-moel-te-KOS-ta)
Dat kan ik mij niet veroorloven.
. ( )
Ik wil het niet.
Mi ne volas ĝin. (mie ne VO-las dzjien)
U bedriegt me.
. ( )
Ik ben niet geïnteresseerd.
. ( )
Oké, ik neem het.
. ( )
Mag ik een tasje?
 ? ( )
Bezorgt u (overzee)?
( )
Ik wil graag...
Mi ŝatus... (mie SJA-toes)
...tandpasta.
...dentpaston. (dent-PAS-ton)
...een tandenborstel.
...dentbroson. (dent-BRO-son)
...tampons.
...tamponojn. (tam-PO-nojn)
...zeep.
...sapon. (SA-pon)
...shampoo.
...ŝampuon. (sjam-POE-on)
...een pijnstiller.
...dolortrankviligon. ( )
...een middel tegen verkoudheid.
...malvarmumkuracilon. ( )
...maagtabletten.
...stomakkuracilon. ( )
...scheermesjes
. ( )
...een paraplu.
. ( )
...zonnebrandcrème.
...sunbrunŝmiraĵon. ( )
...een ansichtkaart.
. ( )
...postzegels.
...poŝtmarkojn. ( )
...batterijen.
...bateriojn. (ba-te-RIE-ojn)
...schrijfpapier.
...skribpaperon. ( )
...een pen.
...skriboplumon. ( )
...Nederlandstalige boeken.
...nederlandlingvajn librojn. ( )
...Nederlandstalige tijdschriften.
...nederlandlingvajn revuojn. ( )
...een Nederlandstalige krant.
...nederlandlingvan gazeton. ( )
...een Nederlands-Esperanto woordenboek.
. ( )
Ik wil een auto huren.
Mi volas lui aŭton. ( )
Kan ik het laten verzekeren?
Ĉu mi povas havi asekuron? (tsjoe mie PO-vas HA-vie a-se-KOE-ron?)
stop
haltu (HAL-toe)
éénrichtingsstraat
unudirekta strato ( )
voorrang verlenen
( )
parkeerverbod
( )
snelheidslimiet
( )
tankstation
( )
benzine
benzino (ben-ZIE-no)
diesel
dizeloleo (die-zel-o-LE-o)

Autoriteiten

bewerken
Ik heb niets verkeerds gedaan.
Mi faris nenion malĝustan. (mie FA-ries ne-NIE-on mal-DZJOES-tan)
Het was een misverstand.
Ĝi estis miskompreno. (dzjie ES-ties mies-kom-PRE-no)
Waar brengt u me naartoe?
Kien vi kondukas min? (KIE-en vie kon-DOE-kas mien?)
Ben ik gearresteerd?
Ĉu mi estas arestata? (tsjoe mie ES-tas a-res-TA-ta?)
Ik ben Nederlands/Belgisch/Surinaams staatsburger.
Mi estas nederlanda/belga/surinama civitano. (mie ES-tas ne-der-LAN-da/BEL-ga/soe-rie-NA-ma tsie-vie-TA-no)
Ik wil praten met de Nederlandse/Belgische/Surinaamse ambassade/consulaat.
Mi volas paroli kun la nederlanda/belga/surinama ambasadorejo/konsulejo. (mie VO-las pa-RO-lie koen la ne-der-LAN-da/BEL-ga/soe-rie-NA-ma am-ba-sa-do-RE-jo/kon-soe-LE-jo)
Ik wil met een advocaat spreken.
Mi volas paroli kun advokato. (mie VO-las pa-RO-lie koen ad-vo-KA-to)
Kan ik nu niet gewoon een boete betalen?
Ĉu mi povas ĵus pagi monpunon nun? (tsjoe mie PO-vas zjoes PA-gie mon-POE-non noen?)
Dit is een bruikbaar artikel. Het bevat informatie over hoe er te arriveren, en over de belangrijkste attracties, uitgaansgelegenheden en hotels. Een avontuurlijk persoon zou dit artikel kunnen gebruiken, maar duik erin en breid het uit!