Taalgids Hongaars: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Werkwoorden: aanpassing
→‎Werkwoorden: klinkerindeling
Regel 256:
!colspan="3" style="text-align:center;"|Indeling van de klinkers in drie typen:
|-
|colspan="2"|<u>1.</u> achterklinkers =, lage klinkers:<br><u>2.</u> voorklinkers = hoge klinkers, met lipronding<br><u>3.</u> voorklinkers = hoge klinkers, zonder lipronding
!|'''a, á, o, ó, u, ú'''<br>'''ö, ő, ü, ű'''<br>'''e, é, i, í
|-
|&nbsp;<br>&nbsp;<br>(ook wel: de "neutrale" klinkers)
|rowspan="3"|<u>2.</u>voorklinkers,<br>hoge klinkers
|<u>2a.</u> met lipronding
|'''ö, ő, ü, ű'''
|-
|&nbsp;<bru>&nbsp;2b.</u> zonder lipronding<br>(ook wel: de "neutrale" klinkers)
|'''e, é, i, í'''
|}
Achter de stam van een werkwoord worden gewoonlijk uitgangen geplaatst, afhankelijk van de persoon, de tijd en de wijs. Vaak zijn binnen de uitgangen twee of drie bij elkaar horende typen te onderscheiden, die moet worden toegepast op grond van het type van de klinkers in de werkwoordstam; dit verschijnsel heet [[w:Hongaarse klinkerharmonie en verlagende stammen|klinkerharmonie]]. Vaak ook worden alle de geronde voorklinkers en de ongeronde voorklinkers tot één groep samengenomen en is alleen het verschil tussen achterklinkers (a, o, u en de lange varianten) en voorklinkers (de overige) van belang.
 
;Persoonsuitgangen:
Werkwoorden staan in het woordenboek met hun '''stam''' (en dus niet als hele werkwoord=infinitief). Voor de tegenwoordige tijd is de stam de vorm die gebruikt wordt voor de 3<sup>de</sup> persoon enkelvoud; de hij/zij vorm. De uitgangen voor de andere personen worden hierachter gezet. (Voorbeeld vár = ''zij/hij wacht'' → vár'''unk''' = ''wij wachten'', waar '''-unk''' de uitgang is voor de 1<sup>ste</sup> persoon meervoud). De uitzondering hierop is de groep van ik-werkwoorden, waar eerst de -ik uitgang moet worden weggehaald, waarna dan de uitgang komt. (Voorbeeld lak'''ik''' = ''zij/hij woont'' → lak'''unk''' = ''wij wonen'').
;Tekens:
Er worden "tekens" gebruikt om de verleden tijd, de voorwaardelijke en de gebiedende wijs aan te geven. De werkwoorden worden vervoegd voor de tegenwoordige tijd (geen teken), de verleden tijd (teken is: -t,-ott/-ett/-ött), de gebiedende wijs (teken is: -j) en de voorwaardelijke wijs (teken is: -ná/-né). Bij de vervoeging wordt eerst het teken achter de stam geplaatst en daarna de persoonsuitgang. Vaak zijn daarbinnen dan twee of drie typen te onderscheiden op grond van de klinkers van het werkwoord (klinkerharmonie). Vaak ook worden alle de geronde voorklinkers en de ongeronde voorklinkers tot één groep samengenomen en is alleen het verschil tussen achterklinkers (a, o, u en de lange varianten) en voorklinkers (de overige) van belang.
<!--|colspan="3" style="background-color:#DDFFDD;"|'''Onbepaalde vervoeging (I)'''
|colspan="3" style="background-color:#FFDDDD;"|'''Bepaalde vervoeging (II)'''-->
;Onbepaalde en de bepaalde vervoeging: